Voor het onderzoek naar de druksterkte van verhard beton kan een onderzoek op basis van uit het werk geboorde cilinders uitkomst bieden. Een boorkern is een cilindrisch proefstuk dat door middel van een holle boor uit een verharde betonconstructie wordt genomen.
Waaraan moet de boorkern voldoen?
Door verschillende redenen kunnen er twijfels zijn of een betonconstructie voldoet aan de in de projectspecificatie gestelde eisen ten aanzien van sterkte en duurzaamheid. Voor die situaties voorziet NEN-EN 13791 ‘Beoordeling van de druksterkte van beton in constructies en vooraf vervaardigde betonelementen’ in de regelgeving. Voor het onderzoek naar de druksterkte is het onderzoek op basis van uit het werk geboorde cilinders de referentie.
Geboorde cilinder
De geboorde cilinders moeten worden genomen, beoordeeld en geprepareerd overeenkomstig NEN-EN 12504-1. In deze norm wordt verwezen naar normen betreffende de eisen aan proefstukken (maattoleranties; vlakheid; haaksheid). De bepaling van de druksterkte aan geboorde cilinders is beschreven in NEN-EN 12390-3.
In bepaalde gevallen mag de druksterkte in het werk ook worden bepaald met een indirecte meetmethode (terugslaghamer, ultrasone geluidssnelheid of uittrekproef). Deze indirecte testmethoden voorzien dan in een alternatief voor de beoordeling met geboorde cilinders.
Bindmiddelfactor silica fume
Een andere regelmatig toegepaste vulstof is silica fume. “De maximale hoeveelheid silica fume die in rekening mag worden gebracht voor de watercementfactor en het minimum cementgehalte moet voldoen aan de eis: silica fume / cement <= 0,11. Er mag meer worden toegepast, maar de meerdere hoeveelheid mag niet in de k-waarde worden meegenomen (dat deel mag dus niet als bindmiddel fungeren).
Watercementfactor | k-factor silica fume | ||
---|---|---|---|
Bij silica fume mag niet meer dan 0,11 van de massahoeveelheid cement in de berekening van de waterbindmiddelfactor worden meegerekend | |||
<= 0,45 | 2,0 | ||
> 0,45 milieuklassen anders dan XC en XF | 2,0 | ||
> 0,45 milieuklassen XC en XF | 1,0 |
De hoeveelheid (cement én k-waarde, van bijvoorbeeld poederkoolvliegas) mag nooit kleiner zijn dan het minimum-cementgehalte dat voor de van toepassing zijnde milieuklasse is vereist.
Door toepassen van een vulstof met een bindend karakter, wordt het gehalte aan bindend materiaal in betonspecie verhoogd en daarmee het effectief gehalte aan water verkleind. Hiermee moet dus bij het berekenen van de watercementfactor (waterbindmiddelfactor) rekening worden gehouden (meer water toevoegen).