Als het toeslagmateriaal kleiner is dan 4mm, dan noemen wij dit in de betontechnologie mortelspecie. Het eindproduct is mortel, dus geen beton. Een voorbeeld is voegmortel om bakstenen te verbinden. Ook wordt mortel gebruikt voor reparatie- of restauratiemiddelen voor het herstellen van beelden of monumenten.
Vroeger bestonden mortels voornamelijk uit zand met kalk, met aldus weinig sterkte (minder dan die van de bakstenen). Tegenwoordig bevatten mortels meetstal cement, waardoor de sterkte veel hoger is.
Samenstelling mortelspecie
Mortelspecie wordt typisch samengesteld uit 1 deel bindmiddel (meestal cement), 3 delen toeslagmateriaal kleiner dan 4mm en 1 deel water. Als dit goed is vermengd, zorgt deze verhouding voor een optimale sterkte na uitharding. Meer bindmiddel verbetert de waterdichtheid, maar maakt de mortelspecie duurder. Meer toeslagmateriaal verzwakt de sterkte van de mortel in het eindresultaat.
Grondstoffen mortelspecie
Het bindmiddel is gewoonlijk portlandcement, soms gemengd met kalk om de mortelspecie beter verwerkbaar te maken. Het toeslagmateriaal is rivierzand; rijnzand, geel zand en/of wit zand worden het meest toegepast. Het water ondergaat een trage chemische reactie met het bindmiddel zodat de korrels van het toeslagmateriaal aan elkaar kleven en de mortel gaat uitharden. Vulstoffen of hulpstoffen kunnen de verwerkbaarheid en het eindresultaat beïnvloeden, b.v. op vlak van smeuïgheid, waterdichtheid, hechting, trekweerstand of kleur.