Toeslagmateriaal in beton, vaak zand en grind, is meestal opgebouwd uit korrels van verschillende afmetingen. Om de verdeling van de korrels te kenmerken, wordt het begrip korrelgrootteverdeling gebruikt. De korrelgrootteverdeling van beton wordt bepaald door een zeefanalyse en deze wordt uitgevoerd door een betontechnoloog. 

Bij een zeefanalyse wordt gebruik gemaakt van een serie zeven. Links een zeefmachine voor fijn toeslagmateriaal, rechts voor grof toeslagmateriaal (foto 1). Foto’s: VOBN

Een serie zeven met opvolgende maten. Het materiaal wordt verdeeld in zeeffracties (korrelgradatie) (foto 2). Foto: VOBN

Na goed zeven houdt de betontechnoloog op elke zeef een zeefrest over. De analyse is vastgelegd in NEN 5916 (foto 3). Foto: VOBN

De korrelverdeling is gebasseerd op een onderlinge volumeverhouding tussen de korrelfracties, uitgedrukt in volumeprocent. De indeling naar korrelgroep of korrelfractie gebeurt door het aangeven van de kleinste en de grootste korreldiameter. De grens tussen fijn toeslagmateriaal en grof toeslagmateriaal ligt bij 4mm. Een gebruikelijke onderverdeling is:

  • Fijne toeslagmaterialen: 0-1, 0-2 en 0-4 (resp. fijn zand, metselzand en betonzand).
  • Grove toeslagmaterialen: 4-16, 16-32 en 4-32.
  • Ook tussenliggende korrelgroepen komen voor zoals 8-16 en 16-32 dan wel grovere korrelgroepen boven 32 mm.

De korrelafmeting wordt bepaald met behulp van zeven met genormaliseerde afmetingen en maaswijdte. Voor het verkrijgen van een zo groot mogelijke hechting met het bindmiddel is het toeslagmateriaal in de meeste gevallen opgebouwd uit korrels van verschillende afmetingen. De opbouw van het toeslagmateriaal, wordt bepaald door middel van een zeefanalyse. De korrelverdeling wordt ook wel korrelgrootteverdeling, korrelgradering, korrelopbouw genoemd.

Zeefanalyse van beton

De zeefanalyse wordt uitgevoerd met zeven, genormaliseerd in NEN 2560 – Controlezeven. Dit zijn draadzeven en plaatzeven met ronde en vierkante gaten. De voor beton voorgeschreven zeven voor het bepalen van een zeefanalyse zijn: C63, C31,5, C16, C8, C4 (plaatzeven) en 2mm, 1mm, 500µm, 250µm en 125 µm (draadzeven). De manier waarop een zeefanalyse moet worden uitgevoerd staat in de NEN 5916. Het materiaal waarvan de zeefanalyse wordt gemaakt moet droog zijn. De zeven moeten schoon en ook droog zijn. Het zeven kan machinaal of met de hand gebeuren en voor het wegen van de zeefresten heeft de betontechnoloog nauwkeurig afgestelde weegapparatuur tot zijn beschikking. De zeefanalyse bestaat uit:

  • Het maken van een zeefdiagram (grafiek van de korrelverdeling van het toeslagmateriaal).
  • Het bepalen van een fijnheidsmodulus (getal waarmee fijnheid van toeslagmateriaal wordt aangegeven).
  • Het bepalen van de grootste korrelafmeting (Dmax) (grootste zeefmaat van de grofste groep).
  • Het bepalen van verhouding van de totale oppervlakte van alle korrels ten opzichte van de totale inhoud van het totaal aantal korrels.
  • Het analyseren van de korrelvorm (afgerond, gebroken, glad).
  • Het bepalen van de hardheid en sterkte (Los Angeles-proef en de Abrasion-test).
Normen en CUR-Aanbevelingen
Bron: Betonlexicon
NEN-EN 206, Beton.
NEN 8005, Nederlandse invulling van NEN-EN 206-1, Beton.
NEN-EN 12620, Toeslagmateriaal voor beton.
NEN 5905, Nederlandse invulling van NEN-EN 12620 Toeslagmateriaal voor beton.
NEN-EN 13139, Toeslagmaterialen voor mortel .
NEN 3833, Nederlandse invulling van NEN-EN 13139 Toeslagmaterialen voor mortel.

Neem contact op

11 + 14 =

De Linde 22, 8939 BT, Leeuwarden

06 1550 0051

info@kwaliteitsdienstbeton.nl